De stof werd geweven bij Van Dooren & Dams aan het Korvelplein. Mijn moeder maakte er deze winterjas van. En toen begon de sneeuw te vallen. 1955-1956 werd een echte winter.
Bij meer dan twintig graden vorst raakten zelfs de grote rivieren en het IJsselmeer stijf dichtgevroren. De Elfstedentocht was moeilijk, door de kou en het ruwe ijs.
Die winter woonden we nog in Breda, op de bovenverdieping bij opa en oma. Gedwongen door de naoorlogse woningnood waren onze ouders daar ‘ingetrouwd’ zoals dat toen heette. De slaapkamer was er tochtig en koud. Door de kieren blies stuifsneeuw naar binnen. Die bleef op de bedden liggen, zonder te ontdooien. Ondertussen was ons nieuwe huis in aanbouw, aan het Tilburgse Rooseveltplein. In het voorjaar van 1956 zijn we naar Korvel verhuisd.
Daar werden we, jaren later, opnieuw herinnerd aan die strenge winter. De stukadoors hadden destijds hun werk gedaan terwijl het ’s nachts nog stevig vroor. De natte pleisterlaag van de plafonds had daarbij fijne vorstscheurtjes opgelopen. In ons rijtje woningen werd iedereen zo nu en dan verrast door een plafond dat plotseling in grote brokstukken naar beneden kwam. De buren was dit al eens overkomen toen iedereen in zijn beste kleren aan tafel zat voor de zondagse maaltijd. Wij kwamen pas aan de beurt in de winter van 1962-1963.
Die winter barstte los in november 1962. Daarna kwakkelde het een beetje. Maar de sneeuw die met kerst begon te vallen bleef liggen. Een oude groenteboer, die altijd met zijn wagen bij ons aan de deur kwam, sprak toen de profetische woorden: “Deze sneeuw ziet maart nog komen.”
Na elke nieuwe sneeuwaanval kwam de gemeente in actie met sneeuwschuivers. De bergen sneeuw aan de randen van de straten werden daardoor alsmaar hoger en breder. Zo bleef er bijvoorbeeld aan de Korvelseweg weinig ruimte over op de trottoirs.
Door alle sneeuw was het ijs in Friesland amper begaanbaar. De extreme temperatuur en de snijdende oostenwind deden de rest. De Elfstedentocht van 1963 was de zwaarste ooit. Dat was voor ons natuurlijk een ver-van-mijn-bed-show. Wij vermaakten ons met het ijsbaantje op de speelplaats van onze school aan de Staringstraat.
En toen kwam de zaterdagochtend waarop we werden gewekt door een onheilspellende knal uit de keuken. Die lag bezaaid met de brokstukken van een vingerdikke pleisterlaag. Mijn vader was al bezig om, heel voorzichtig, de stukken die min of meer waren blijven hangen naar beneden te halen. Gelukkig was er niemand in de keuken toen het gebeurde. We gaven de kou de schuld. Als de kolenhaard ’s nachts werd getemperd zakte de temperatuur in huis onder het vriespunt. Het pleisterwerk zal zijn losgewrikt doordat keukencondens bevroor in de al bestaande scheurtjes.
Van de woningbouwvereniging kwam een stukadoor die het plafond opnieuw heeft bepleisterd. Om de mortel niet al meteen te laten bevriezen stonden de speciekuipen in de huiskamer bij de kolenhaard. Die nacht werd de haard niet getemperd en bleef de deur naar de keuken openstaan. De stookkosten liepen dat jaar toch al uit de hand.
Wanneer krijgen we weer zo’n echte winter? De kans lijkt kleiner dan ooit. Tenzij de warme golfstroom gaat flippen. Leg dan je thermische ondergoed maar klaar.
Peter van Iersel
19 november 2024