Eerst een flashback. In de lange warme zomer van 1976 ben ik als dienstplichtig militair gelegerd in Ede. Op woensdag 25 augustus breekt daar brand uit bij NEGAM Gas. Dat gasdepot ligt aan de rand van de bebouwde kom, bij het station Ede-Wageningen en de fabriek van de ENKA. De brand begint om acht uur ’s avonds. Door het mooie zomerweer trekt het spektakel veel bekijks. We worden door de politie op veilige afstand gehouden. Gasflessen vliegen als vlammende projectielen in het rond. Sommige komen neer in een natuurgebied waar, tot overmaat van ramp, een bosbrand ontstaat. Als het vuur een tankwagen met vloeibaar propaangas opslokt komt de grote klap. Een huizenhoge vuurwolk kolkt in slow motion naar de hemel. Je voelt meteen de warmte op je huid. Een paar tellen later volgt de schokgolf. Wie zich niet schrap heeft gezet tuimelt op de grond. Om ons heen breken vensterruiten. Mensen beginnen in paniek te rennen, zonder op het verkeer te letten. Honden rukken de riem uit de hand van hun baasje en vluchten alle kanten op. Kinderen beginnen van schrik te huilen. Wonder boven wonder vallen er geen doden. De grote opslagtanks zijn gelukkig niet ontploft. Toch is er veel schade. Bij de fabriek van de ENKA raken gevels ontzet en staat een monumentale schoorsteen uit het lood. In Ede sneuvelt die avond ruim 3000 vierkante meter vensterglas.
En dan, op maandag 31 augustus 1998, komt het nieuws van een brand aan de Voltstraat in Tilburg. Ook hier een gasdepot, maar dan helemaal ingebouwd tussen de huizen, midden in een woonwijk. Je houdt je hart vast.
De firma C.A.J. van Gorp-Bolsius, ijzerwaren en gros, was eerst gevestigd aan de Klaverstraat, in de wijk Sint Anna. Het bedrijfslogo was een klaverblad met de letters G en B. In de Nieuwe Tilburgse Courant van 4 maart 1957 lezen we:
De verkoop van flessengas lag in het verlengde van de gereedschappen die het bedrijf al in het assortiment had. In het tijdperk vóór de knelkoppelingen werden koperen waterleidingbuizen gesoldeerd met een gasbrander. Schilders gebruikten gasbranders bij het verwijderen van oude verflagen. Gasbranders zijn nog steeds onmisbaar bij het leggen van bitumen dakbedekking. Maar er was ook een grote markt voor het gebruik aan huis, om te koken en te douchen op plaatsen waar toen geen gasaansluiting was, zoals in veel van de dorpen die genoemd worden in de advertentie. Kleine kacheltjes op flessengas brachten comfort in de koude uithoeken van huizen die het moesten stellen zonder centrale verwarming. Speciaal voor “alle artikelen en apparaten die iets met gas van doen hebben” opende Van Gorp-Bolsius in 1962 een showroom aan de Sint Josephstraat.
Het hele bedrijf werd in de jaren zeventig verplaatst naar het adres Voltstraat 43. Op die plek had de Volt in 1958 magazijnen en een garage gebouwd. Toen de Volt ging verhuizen naar het bedrijventerrein Kraaiven nam Van Gorp-Bolsius de gebouwen over. Het oude perceel van autosloper Dorus Hopmans, tussen de Voltstraat en de Hoogtedwarsstraat, werd in gebruik genomen voor de opslag van gasflessen en het stallen van tankwagens. De omwonenden waren niet blind voor de gevaren van het gasdepot dat zomaar in hun achtertuin verscheen. Met kortingen probeerde Van Gorp-Bolsius goodwill te kweken bij de buren. Die herinneren zich nog de bedrijfsleider, mijnheer Hendriks.
De kranten doen verslag van wat er op 31 augustus 1998 is gebeurd. Kort na twaalf uur ’s middags vult een 19-jarige medewerker een gasfles. Door onbekende oorzaak ontstaat daarbij een steekvlam. Het dak van de loods vat vlam en het vuur verspreidt zich snel. De medewerker heeft ernstige brandwonden aan zijn armen. In de loods staat een voorraadtank met 3000 liter vloeibaar propaangas. Vanwege het explosiegevaar moeten bewoners van de omliggende woningen in de Voltstraat, Oeverstraat en Hoogtedwarsstraat hun huis enkele uren verlaten. Voor opvang kunnen ze terecht in de Broekhovense kerk. Burgemeester Johan Stekelenburg komt zich op de hoogte stellen. De loods brandt volledig uit, maar de brandweer voorkomt een ramp. Om half drie is de brand onder controle.
Een voormalige evacué vertelde me dat ze, voordat ze haar huis verliet, nog de tegenwoordigheid van geest had om natte handdoeken op de vensterbanken te leggen om de brandlucht te weren. Achteraf konden de omwonenden schade claimen. Het was maandag, de traditionele wasdag, en mooi zonnig weer, dus er waren buren met rook- en roetschade aan het wasgoed dat buiten te drogen hing.
Na de brand is Van Gorp-Bolsius vertrokken naar de Herastraat op het bedrijventerrein Vossenberg. Daar viel al snel het doek. Op 10 februari 2005 werd het bedrijf failliet verklaard. In de vrijgekomen ruimte tussen Voltstraat en Hoogtedwarsstraat verrees de nieuwe Ingenieur Kippermanstraat. Jan Kipperman was van 1935 tot 1959 directeur van de Volt.
Dan tot slot. Mijn ervaring met een explosie van vloeibaar propaangas is die van een toeschouwer, op een veilige afstand van een halve kilometer. Maar op foto’s van de brand bij Van Gorp-Bolsius zien we twee brandweermannen die in een hoogwerker op een tiental meters boven de brandende loods hangen. Dat doen ze kennelijk om zo gericht mogelijk water te dumpen op de verhitte voorraadtank die daar staat. Ik weet niet welk risico ze daarbij hebben ingecalculeerd. Zijn het helden of zijn het waaghalzen? We mogen ze, hoe dan ook, dankbaar zijn voor de goede afloop.
Peter van Iersel
6 september 2024
Een feestje is er niet voor gepland, maar de Uitvindersbuurt en Zeeheldenbuurt zijn toe aan hun honderdste verjaardag. Zoals alle honderdjarigen zijn ook deze twee behept met de eigenaardigheden die horen bij hun leeftijd. Al zestig jaar geleden hoorden we van de fraters op de lagere school dat je die uitvinders en zeehelden met een dikke korrel zout moet nemen. Als Laurens Janszoon Coster al heeft bestaan, dan heeft hij zeker de boekdrukkunst niet uitgevonden. En veel van die zeehelden zijn amper van zeerovers te onderscheiden. Maar na de ellende van de Eerste Wereldoorlog zat Nederland te springen om bemoedigende nationale symbolen. Daar kun je begrip voor hebben zonder het per se goed te keuren.
In de jaren 2006 tot 2008 zijn veel woningen in de Uitvindersbuurt en Zeeheldenbuurt vervangen door nieuwbouw. De vernieuwingen werden in 2009 bekroond met de opening van het nieuwe wijkcentrum Zuiderkwartier.
De oude woningen werden gebouwd in een tijd dat een inpandige wc al een grote luxe was. Een badkamer en warm stromend water kwamen er in een arbeiderswoning niet aan te pas. Het bleef meestal bij één koudwaterkraan in de keuken. De huizen werden verwarmd met kolenkachels. Ik herinner me nog de imposante schoorstenen op de daken. Het decoratieve metselwerk deed soms denken aan de kantelen van een middeleeuws kasteel.
Het kost moeite om je de oude situatie voor de geest te halen, temeer omdat de wijkvernieuwing ook veranderingen in het stratenplan met zich meebracht. De Reinier Claeszenstraat is bij de nieuwbouw rechtgetrokken. De Jan van Galenstraat en de Kortenaerstraat zijn van de aardbodem verdwenen.
Om een beeld te krijgen van de veranderingen in de wijk spraken we met Frans Cools, nu 74 jaar oud. Hij komt uit een gezin met negen kinderen, is geboren in de Oeverstraat en opgegroeid in de Pastoor Vroomansstraat. Voor stroom moest je daar munten in de elektriciteitsmeter stoppen. Bij wijze van badkamer was er achter het huis een douchebak aangelegd. De woning in de Pastoor Vroomansstraat grensde met de achtertuin aan de speelplaats van de oude jongensschool. Wanneer het tijd was voor school sprong Frans via het duivenplat van zijn vader over de schutting naar het schoolplein. De voorkant van de jongensschool lag aan de Wassenaerlaan, tegenover de plek waar nu het wijkcentrum staat. Het wijkcentrum is gebouwd op de plaats waar toen de meisjesschool stond. Tussen die twee scholen in stond het oude buurthuis, waar nu het voetbalveldje ligt. Frans heeft goede herinneringen aan de sociëteitsavonden die in dat buurthuis werden georganiseerd voor de opgroeiende jeugd. Hij wist nog te vertellen hoe de lampen met ‘black light’ het ondergoed van de meisjes deden oplichten. Toch was het nog volop de tijd van het ‘Roomsch leven’. De moeder van Frans was actief in de Katholieke Vrouwenbond. Van Frans werd verwacht dat hij naar de kerk ging. Bij thuiskomst werd gecontroleerd of hij niet had gespijbeld. “Wat heeft de pastoor gepreekt?”
In het grote gezin moesten alle kinderen hun steentje bijdragen. Frans vertelde smeuïge verhalen over het schillen van gigantische hoeveelheden aardappelen voor het bakken van friet, waarbij het een keer bijna misging toen Frans nog vlug even een boodschap ging halen en onderwijl de frituurpan op het vuur liet staan. Een ander avontuur ging over het zelf slachten van een kalkoen, op de drempel van de achterdeur, wat stevig uit de hand liep. Uiteindelijk werd je in het gezin voor vol aangezien zodra je oud genoeg was om te gaan werken en loon mee naar huis bracht. Ook toen de kinderen begonnen uit te vliegen, was het de gewoonte om op zondag samen te komen bij de ouders voor een gezamenlijke maaltijd.
Frans vertelde dat er in de wijk subtiele klassenverschillen bestonden. Hij sprak van verschillen in niveau. Daarbij ging het eerder om verschillen in mentaliteit dan om verschillen in inkomen. Dat niveau kon wisselen van straat tot straat en soms op nog kleinere schaal. Hij merkte op dat die scheidslijnen later, in de jaren zestig, vaak samenvielen met het onderscheid tussen de langharige berijders van een Puch of Tomos, bromfietsen met een hoog stuur, en de vetkuiven die reden op een buikschuiver van Kreidler of Zündapp. Dat is voorwaar een treffende typering.
Het oude buurthuis, op de kop van de Wassenaerlaan, werd afgekeurd voor gebruik. De sloop was al begonnen toen het gebouw op 2 oktober 1980 afbrandde door het aansteken van wat afval. De functie van buurthuis werd overgenomen door Soekmekaar aan de Generaal Cockstraat. In 2009 kwam het buurthuis terug naar de Wassenaerlaan, waar het sindsdien is ondergebracht in het nieuwe wijkcentrum. Het gebouw van Soekmekaar wordt momenteel gebruikt door de Regionale Instelling voor Beschermd Wonen Brabant.
Op de plek van de oude meisjesschool verrees de gemengde basisschool ’t Kompas. Dat schoolgebouw zou uiteindelijk plaatsmaken voor het wijkcentrum. Basisschool ’t Kompas is toen gefuseerd met Het Korenveld uit de Tafelbergstraat en de Gustaveschool van de Generaal Smutslaan. Samen vormen ze basisschool De Triangel die onderdak heeft gevonden in het nieuwgebouwde wijkcentrum.
Tijdens de bouw ontstond er grote heisa toen de gemeente bekendmaakte dat het wijkcentrum De Kwetterie zou gaan heten. Veel wijkbewoners zagen die geuzennaam niet zitten. De Kwetterie lag nog vers in het geheugen als een vrijgevochten volksbuurt die zich bevond op de plek waar nu de Jan Evertsenstraat loopt. Uit protest werden direct handtekeningen verzameld en aangeboden aan wethouder Gon Mevis. Die trok snel zijn conclusie: “Deze naam is met de beste bedoelingen gekozen. Maar het lijkt me verstandig om toch naar een andere naam te kijken. Mensen zijn trots op wat we hier bouwen. Daar hoort ook een naam bij waar ze trots op zijn.” Het nieuwe wijkcentrum kreeg de naam Zuiderkwartier.
Peter van Iersel
10 september 2024