Het verleden is een vreemd land… Dat schreef Leslie Poles Hartley in 1953, toevallig ook mijn geboortejaar. Als reisgids voor dat vreemde land blader ik graag door het ‘Officieel adresboek van de gemeente Tilburg’ dat in datzelfde jaar werd gedrukt. Na het voorwoord van burgemeester Van Voorst Tot Voorst vind je daarin een ‘Alphabetische naamlijst van alle inwoners der gemeente Tilburg, met beroep en adres’. De opsomming van al die beroepen leest nu, ruim zeventig jaar later, als een catalogus van oude ambachten.
Letterzetter, radiotelegrafist, vulpenreparateur: ze zijn ingehaald door de techniek. Wolkammer, schrobbelaar, molenboener, selfactingsteller, draadmaker, spinner, twerner, kettingscheerder, getouwsteller, aanknoper, wever, voller, stukkendroger, ruwer, stukkenscheerder, appreteerder: als je de Tilburgse wolindustrie nog hebt meegemaakt, roepen deze namen een compleet verdwenen wereld wakker. Het adresboek vermeldt opvallend vaak het beroep ‘sjouwer’. Tegenwoordig zeggen we ‘medewerker interne logistiek’, maar omdat er nog geen vorkheftrucks waren, kwam het inderdaad op sjouwen aan.
Als regel werden vrouwen bij hun trouwen ontslagen. Huismoeders komen in het adresboek van 1953 niet voor. Vrouwelijke beroepen zijn daarom dun gezaaid. In de textielfabrieken werkten ongehuwde vrouwen als spinster, spoelster of stopster. Daarnaast zie je nog wat beroepen zoals kapster, onderwijzeres, winkeljuffrouw of kantoorjuffrouw. Wat verder veel voorkomt is de aanduiding ‘Wed.’, al kun je weduwe eigenlijk geen beroep noemen.
Het Tilburgse adresboek van 1953 noemt ook het bijzondere beroep van humorist. Het gaat daarbij om August de Laat, die woonde aan de Korvelseweg 123 en daar ook een muziekwinkel uitbaatte. Als entertainer piekte hij in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw. August de Laat trad op in Nederland en Vlaanderen, nam tientallen grammofoonplaten op, zong voor de radio en ook in de Haarlemse Polygoon filmstudio. Liedjes zoals ‘Breng eens een zonnetje onder de mensen’ of ‘Ik heb een huis met een tuintje gehuurd’ waren razend populair. Nu vinden we ze misschien oubollig. Zo vergaat ’s werelds roem.
Mijn opa, Jan van Iersel, staat in het adresboek keurig vermeld als wever, maar ’s avonds fietste hij door weer en wind om op bruiloften en partijen de gasten te vermaken met liedjes en conferences. Die bijverdienste hielp zijn gezin door de schrale crisistijd van de jaren dertig heen. Opa had bewondering voor August de Laat maar vond hem wel een beetje stijf en deftig. Zelf hanteerde hij een veel lossere stijl. Dat belette hem overigens niet om af en toe wat materiaal van hem te lenen.
Voor het trouwfeest van mijn ouders liet opa zich overhalen om, bij wijze van uitzondering, nog eenmaal op te treden als humorist. Hij had het oude ambacht nog niet verleerd. Zie hier hoe hij de vader van de bruid, mijn andere opa, bijna uit zijn stoel laat vallen van het lachen.
Peter van Iersel
29 januari 2024