Als klein jongetje wilde ik al weten hoe de wereld in elkaar zit. Die nieuwsgierigheid is nooit overgegaan.
Ik was drie toen we naar Tilburg verhuisden. Dat maakte zoveel indruk dat het nog helder in mijn geheugen staat. Pa en ma waren ’s morgens met de verhuiswagen meegereden. Ik werd ’s middags door mijn opa naar het nieuwe huis gebracht. Dat was best spannend, want ik had nog niet gezien waar we gingen wonen. Met opa kwam ik aangelopen vanaf de bushalte aan de Berkdijksestraat. De bus stopte destijds bij de boerderij van De Bresser. Je rook de koestal. Korvel had nog iets landelijks. Op het Rooseveltplein was het even zoeken hoe we bij ons huis konden komen. Er was nog geen bestrating. Ik ben met opa door een diepe greppel geklommen. Op de bodem van die greppel lag een rioolbuis waar we dan weer overheen moesten klauteren.
Kunststof buizen bestonden nog niet. Het riool was van gresbuis, uit klei gebakken en geglazuurd bruin steengoed. Ik heb daar staan bekijken hoe de werklui die buizen aan elkaar koppelden. Het dunne uiteinde werd omwikkeld met henneptouw en zo voorzichtig in de bredere mof van de vorige buis getikt. De rand van de mof werd dan met sneldrogende cement afgesmeerd. Nog jaren later droomde ik af en toe dat ik, in mijn slaap, gresbuizen aan elkaar moest maken. Maar die rioolbuizen uit mijn dromen hadden allerlei rare maten en ze pasten nooit.
Onze generatie heeft geluk gehad. We zijn opgegroeid in een analoge, mechanische wereld. We konden gemakkelijk uitzoeken hoe de dingen werken. Van een ouderwetse radiolamp, oftewel elektronenbuis, kun je met het blote oog de werking nagaan. Met de komst van de transistor werd dat al moeilijker, om nog maar te zwijgen van de “chip” waarop talloze transistors zijn samengepakt.
We begonnen onze loopbaan vóór het computertijdperk. Het voeren van een boekhouding was nog echt handwerk, met simpele doorschrijf-systemen of hooguit een mechanische boekhoudmachine. Je deed zo, bijna vanzelf, diepgaande vakkennis op. Toen we begonnen met computers was van beeldschermen nog geen sprake. We werkten met kartonnen ponskaarten en papieren ponsband. Dat was nog heel grijpbaar en gewoon met het oog terug te lezen. Alles wat er daarna kwam hebben we ons stap voor stap eigen kunnen maken. Telkens werd er weer een nieuwe laag techniek bovenop al het oude gelegd. Elke keer stonden we weer voor de vraag: Hoe werkt dat? We hadden het voordeel dat we langzaam meegegroeiden en steeds konden teruggrijpen op onze oude, analoge kennis. Maar hoe moeten jonge mensen, dwars door al die lagen heen, nu nog grip krijgen op de materie?
Soms zorgt de nieuwe techniek ook voor een glimlach. Als ik mijn hypermoderne DAB+ radio aanzet duurt het even voordat je muziek hoort. Ja, ik weet het, er moet eerst een buffertje worden gevuld voordat de digitaal-analoogomzetter aan de slag kan. Maar het doet me denken aan een oude buizenradio. Die had tijd nodig voor het opwarmen van de gloeidraden. Hoe meer de dingen veranderen, des te meer blijven ze hetzelfde.
Peter van Iersel
30 mei 2022