De eerste auto aan het Rooseveltplein was van Toon Baak, de melkboer, toen die zijn dagelijkse bezorgronde ging rijden met een bestelauto in plaats van de bakfiets. De melk kwam van melkfabriek Sint Antonius uit Riel. We werden ’s morgens wakker geschud wanneer die, in metalen kratten met glazen flessen, heftig rammelend, werd gelost uit de Chevrolet-truck van de melkfabriek. Geen laadklep of vorklift, alles ging met spierkracht.
Er was een groenteboer die langs de huizen ging met paard en kar. Anderen vervoerden hun koopwaar met een “mechanische hond”, een driewielig wagentje met een motor bovenop het sturende voorwiel. De ploffende tweetakt werd gestart met een felle haal aan een los koord dat daarvoor eerst om de krukaspoelie moest worden gedraaid. De meeste van die karretjes stoorden vreselijk op radio en televisie. Reed er op woensdagmiddag een door de wijk, dan kon je het kinderuurtje verder wel vergeten.
Een groot deel van het autoverkeer in onze wijk was afkomstig van de militaire rijopleidingen in de Koning Willem II en de Kromhoutkazerne. De groene DAF drietonners reden vaak rondjes om het plein, waarbij de niet-gesynchroniseerde versnellingsbakken erbarmelijk kraakten als leerlingen de kunst van het “dubbel klutsen” nog niet machtig waren. Die oude legertrucks liepen op benzine en verbruikten wel een liter op drie kilometer. De uitlaatgassen hadden dan ook een bedwelmende benzinegeur.
De thuiswedstrijden van Willem II zorgden voor ongewone verkeersdrukte. Het Rooseveltplein diende dan als parkeerplaats voor het Gemeentelijk Sportpark, zoals het Willem II Stadion toen nog heette. Met clubs als Ajax en Feijenoord reisden veel welgestelde autorijdende supporters mee. Op zo’n zondagmiddag keken wij onze ogen uit op al dat dure blik uit de randstad.
Drukte van heel andere aard deed zich voor op Belgische feestdagen. De A58 autosnelweg bestond nog niet. Verkeer uit België stroomde via de Goirleseweg en de Rielseweg direct onze wijk in. Deze dagjesmensen waren meestal onderweg naar de Efteling. De Ringbaan West was nog niet voltooid en de Gorinchemse Baan (later omgedoopt tot Midden-Brabantweg) bestond nog niet. Ze doorkruisten de stad om via de Loonseweg naar Kaatsheuvel te rijden. Op zulke dagen werden wij door onze ouders gewaarschuwd om goed uit te kijken voor Belgische auto’s. Dat had een reden. In België bestonden tot 1967 geen rijbewijzen. Daarna kon iedereen van 21 jaar of ouder nog twee jaar lang een rijbewijs afhalen zonder examen te doen. De rijvaardigheid van Belgische chauffeurs was nogal onberekenbaar.
Met minder auto’s was het toch gevaarlijk op de weg. Pas in het begin van de jaren zeventig kwam er verbetering. Veiligheidskooi, kreukelzones en verplichte autogordels gaven betere bescherming bij een ongeval. De nieuwe alcoholtest met blaaspijpjes hielp ongevallen te voorkomen. De wegen werden veiliger gemaakt. Wie kan zich nog de oude rijksweg naar Breda herinneren, voordat de A58 werd aangelegd? De weg was opgedeeld in drie rijstroken, aan de ene kant een rijstrook voor het verkeer naar Breda, aan de andere kant een rijstrook voor het verkeer naar Tilburg, met in het midden een rijstrook om in te halen, in beide richtingen!
De oude “Hoestbui op vier wielen” bestaat niet meer. De techniek schrijdt voort. Een nieuwe auto zit barstensvol moderne elektronica en is nu feitelijk een “iPad op vier wielen”. Ik weet niet of we daar blij mee moeten zijn.
Peter van Iersel
31 mei 2021