← Terug


Loonstrook

Afbeelding

In 1962, het jaar waarin deze foto werd gemaakt, kreeg iedereen het loon wekelijks betaald, in contanten. Mijn vader is hier, samen met assistente, bezig om het geld klaar te leggen voor het vullen van de loonzakjes. Achter hun rug zie je het deurtje van het loket waar de medewerkers, na het zetten van hun handtekening, het geld in ontvangst zullen nemen.

Maar eerst werd voor iedereen het loon berekend. Daar waren nog geen computers voor, dus alles ging met de hand. Op grote vellen papier werden de berekeningen uitgeschreven, voor elke werknemer één regel. Zo’n regel begon aan de linkerkant van het blad met het personeelsnummer, de naam en het brutoloon. Vervolgens kolommetjes voor alle bijtellingen en inhoudingen. Helemaal rechts werd, nadat alles was opgeteld en afgetrokken, het nettoloon genoteerd. Onder dat grote vel papier lagen nog een paar van diezelfde bladen, met carbonpapier ertussen, zodat je al doordrukkend meteen kopieën had. Een van de exemplaren was voorzien van perforatielijnen tussen de regels. Dat blad werd langs die perforaties aan reepjes gescheurd: voor elke werknemer een aparte loonstrook. Die loonstrook ging samen met het geld in het loonzakje. Vandaag heet een salarisberekening nog steeds “loonstrook”, maar het is zowat een halve eeuw geleden dat ik nog een échte, met kartelrandjes, ben tegengekomen.

Zoals in zoveel gezinnen was het mijn moeder die thuis over de financiën ging. Als mijn vader aan het einde van de week met zijn eigen loonzakje thuiskwam dan leverde hij dat meteen in bij mijn moeder. Na een hele week beroepsmatig ploeteren met geld liet hij dat thuis graag over aan een ander. Voor onvoorziene omstandigheden had mijn vader altijd een papieren rijksdaalder (een briefje van twee en een halve gulden) in zijn portemonnee. Dat noemde hij zijn “benenbreekgeld”. Als dat biljet na een paar jaar begon te verslijten dan wisselde hij het bij mijn moeder om voor een vers exemplaar. Mijn moeder deed de uitgaven.

Gewone mensen hadden geen bankrekening, hooguit een spaarbankboekje. En al die huismoeders hadden ook niets met een bankrekening kunnen beginnen. Tot 1957 waren getrouwde vrouwen voor de wet handelingsonbekwaam. Zonder hun echtgenoot konden ze niet bij hun geld. Toen deze regel werd afgeschaft reageerde mijn moeder zó fel op dat nieuwsbericht dat ik haar vroeg om uitleg. Als kleine jongen begreep ik natuurlijk niet alles, maar ik zag wel dat de oude wet helemaal niet klopte met de de praktijk thuis.

Iedereen was ingesteld op de wekelijkse loonbetaling. Vaste klanten kregen bij de melkhandel van Toon Baak een speciaal opschrijfboekje dat je meenam naar de winkel als je boodschappen ging doen. De aankopen werden de hele week in dat boekje genoteerd en hoefden pas op zaterdag, na de loonbetaling, te worden afgerekend.

In de loop van de jaren zestig schakelden veel bedrijven over op maandlonen. Vaak ging dat samen met een overgang van kas- naar bankbetalingen. Dat scheelde de bedrijven administratieve rompslomp, maar was voor veel mensen moeilijk wennen. Voorafgaand aan de eerste einde-maand-betaling vielen in die maand de wekelijkse betalingen weg. Bedrijven kwamen hun werknemers nog wel tegemoet door halverwege de eerste maand een voorschot uit te keren. Mensen die niet vertrouwd waren met een bankrekening namen het betaalde loon meteen op, om hun geld vanuit de portemonnee te blijven beheren.

Peter van Iersel
1 april 2021


← Terug