Als je bij de naoorlogse geboortegolf hoort, dan herken je vast en zeker deze pagina, die jarenlang vooraan in elke telefoongids werd afgedrukt. Het was een vermaning om zuinig om te gaan met de beperkte capaciteit van het telefoonnet. Een telefoonbedrijf dat aanspoort om minder te bellen, dat is vandaag niet meer denkbaar. Maar als “boomer” blijf ik me toch verbazen over mensen die de hele dag met hun telefoon bezig zijn.
Toen we aan het Rooseveltplein kwamen wonen had zowat niemand thuis telefoon. Op het Korvelplein was een telefooncel en later ook in de René Norenburgstraat. Een brief naar een uithoek van het land kon meerdere dagen onderweg zijn, maar de lokale post was snel en goedkoop, tegen een lager tarief. En je kon op het postkantoor een telegram opgeven. Dat was duur. Elk woord en leesteken moest worden betaald. Het bericht werd per telex overgeseind naar het postkantoor in de stad van de geadresseerde. Vandaar werd het dan speciaal door een telegrambesteller per fiets, later per bromfiets, aan huis bezorgd.
Het telefoonsysteem van toen was, als je er nu op terugkijkt, pure “steampunk”. De zware, zwarte, bakelieten toestellen met draaischijf. De enorme telefooncentrales met eindeloze rekken vol luid ratelende hefdraaikiezers. En voor elk gelijktijdig gesprek moest een individueel paar koperdraden beschikbaar zijn. Als je een telefoonabonnement wilde afsluiten dan kwam je op een wachtlijst. Er moest eerst een nummer vrijkomen. Dat kon meer dan een jaar duren. Daarna werd je stoep opengebroken en een greppel gegraven om een kabel door te trekken. De huizen hadden standaard geen aansluiting.
Op de hoek van de Montgomerystraat zat de melkhandel van Toon Baak. De oude Romeinen hadden gelijk: “Nomen est omen”, de naam is een voorteken. De familie Baak was een baken in de wijk, waar je kon aankloppen om hulp. Ze hadden telefoon en in geval van nood kon je er bellen. Ik kan me één zo’n noodgeval herinneren.
Op een middag was een buurmeisje, terwijl ze even alleen thuis was, met een arm door een glazen ruit gevallen, waarbij ze haar pols had opengehaald. Ik was er zelf niet bij, maar mijn zusjes hebben me verteld wat er toen gebeurde. Het buurmeisje kwam, hevig bloedend, achterom gelopen. Mijn zusjes waren diep onder de indruk hoe mijn moeder de situatie aanpakte. Het buurmeisje werd in een stoel gezet, met haar gewonde arm omhoog. Om haar bovenarm sloeg mijn moeder een theedoek waarvan ze twee tegenoverliggende punten samenknoopte. Ze stak een houten roerlepel door deze lus en draaide daarmee de theedoek aan totdat er geen bloed meer uit de wond spoot. Intussen gaf ze mijn oudste zusje aanwijzingen om vlug naar Baak te lopen en te vragen om een ambulance te bellen, met spoed, wegens een slagaderlijke bloeding. De ambulance was er snel en met het buurmeisje is het helemaal goedgekomen. Toen ik thuiskwam was mijn moeder met een emmer chloorwater de bloedvlekken van het tuinpad aan het schrobben.
Peter van Iersel
1 februari 2021