Dat ben ik. Zonder rimpels en grijs haar. In bad, in de woonkamer, de enige plek in huis waar het ’s winters warm was. Wat meteen opvalt: een babybadje van verzinkt staal, een badeend van celluloid en een waterdicht kleedje van oliegoed. Mijn generatie is geboren in een wereld zonder plastic.
Als je wat kocht bij slager of kruidenier werd dat voor je afgewogen en ingepakt in papier. Omdat bijna niemand een koelkast had werden dagelijks boodschappen gedaan. Door de korte bewaartijd voldeed papieren verpakking. De komst van plastic verpakkingen ging gelijkop met de opkomst van de supermarkten. Daar sla je voorraad in voor meerdere dagen tegelijk. Het was geen toeval dat Albert Heijn, ook in de nieuw geopende winkel aan het Korvelplein, via een spaarplan koelkasten verkocht.
Plastic werd in het begin vooral gebruikt voor speelgoed. Ik was apetrots op een rode plastic jeep, mijn eerste autootje dat niet van blik was. Later kwamen de gebruiksvoorwerpen. Mijn moeder was heel achterdochtig bij de eerste plastic emmers. Wat als een volle emmer midden in huis zomaar openbarst? Helemaal ongegrond was die angst niet. De plasticfabrikanten moesten nog veel leren. In het begin werden ook de hengsels van de emmers uit plastic gemaakt. Dat bleek al snel een vergissing.
Muziekliefhebbers koesteren tegenwoordig hun nostalgische grammofoonplaten van vinyl. Maar wij zijn opgegroeid met de voorloper, de breekbare 78-toerenplaat gemaakt van schellak. Wat nu nostalgie is, was toen een innovatie die net kwam overwaaien uit Amerika.
Hoe hang je een boekenplank? Tegenwoordig boren we gaten in de muur en stoppen daar plastic pluggen in waar we de schroeven indraaien. Destijds kocht je bij smid Kruijssen aan de Korvelseweg een rond kartonnen doosje met daarin een grijs pluksel van asbestvezels. Je pakte er wat van in je hand, deed er een beetje water bij (spuug kon ook) en draaide er een rolletje van, dat je in het boorgat propte. Dan prikte je met een dunne spijker een gaatje in die prop, waar je de schroef indraaide. Dat werkte prima, maar was, met de kennis van nu, levensgevaarlijk.
Lichtknopjes, stopcontacten en stekkers waren van porselein of bakeliet. In huis liepen de elektrische leidingen door metalen buizen. De koperdraden waren geïsoleerd met geïmpregneerde katoen. Deze isolatie van biologisch afbreekbaar materiaal had zo zijn nadelen. Bij het ophangen van een lamp kon het gebeuren dat de isolatie, bij de minste aanraking, als zand van de koperdraden viel. Dan kon je aan de slag met isolatieband. Die was van katoen, gedrenkt in bitumen, plakte aan beide kanten even hard en bezorgde je gegarandeerd een paar zwarte handen.
Met alle lusten en lasten, we hebben plastic zien komen en we kunnen niet meer zonder.
Peter van Iersel
16 november 2020