← Terug


50 jaar trouwe dienst

Tilburg was één groot industrieterrein. Van overal staken de schoorstenen van de fabrieken de lucht in. Dat die bedrijven beter buiten de stad konden worden gehuisvest, was een modern idee. Ik weet nog dat de wollenstoffenfabriek van Chrisje Mommers als eenzame pionier op industrieterrein Kraaiven stond. Daarvóór werden fabrieken gebouwd waar plaats was, in de vrije ruimte tussen de akkerdorpen die langzaam samenklonterden tot de de schônste stad van ’t laand.

Tegenover de huizen in de Afrikaanderstraat, waar nu de de Stellenboschlaan loopt, klonk het luide geklepper van de weverij van Van Puijenbroek. In de Nieuwstraat, in de oude schoenenfabriek van Van Arendonk, zat de Schiedamse Lederwaren. Je werd daar op straat al duizelig van de vluchtige oplosmiddelen. Maar, zoals in heel Tilburg, speelde ook op Korvel de wolindustrie de hoofdrol. Aan de Korvelseweg stond de wollenstoffenfabriek van de Gebroeders Diepen en aan het Korvelplein die van Van Dooren & Dams, waar mijn vader werkte.

De fabrieken zijn weg, er staan nu woningen. De wol is nagenoeg uit Tilburg verdwenen. Transport en logistiek kwamen ervoor in de plaats. De maakindustrie hebben we uitbesteed aan China. Het heeft geen zin om daar nostalgisch over te doen, maar soms kan ik het niet helpen. Voor een vakantiebaantje kon ik altijd terecht in een van de textielfabrieken. Zo heb ik van 1967 tot 1974 actief de nadagen van de wollenstoffenindustrie meegemaakt. Het was mooi om te zien hoe van ruwe wol, soms met nog schapenkeutels en heitakjes ertussen, de mooiste stoffen konden worden gemaakt. Heel Tilburg rook naar de smoutolie, die door de wol werd gemengd om de vezels tot garen te kunnen spinnen. Een geur die herinneringen oproept.

Herinneringen aan al die mensen die in de textiel hun brood verdienden. Zoals mijn opa, die wever was, een echte vakman. Mijn oma die, totdat ze met opa trouwde (zo ging dat toen), werkte in de kettingscheerderij. Mijn vader die vanuit de lagere school meteen als aanknoper de fabriek inging. De mensen waar ik mee te maken kreeg bij mijn vakantiebaantjes. Het woord ‘kapsones’ was ze vreemd.

Een leven lang bij één bedrijf was maar heel gewoon. Neem Piet van Dal. Piet woonde in een oud huis aan de Berkdijksestraat, tegenover de Frederik van Eedenstraat. De vloer was van rode plavuizen die meteen op het zand lagen. In de huiskamer stond een plattebuiskachel. Achter in de bijkeuken hing een enkel kraantje met koud water. Er was geen riolering en voor het toilet moest je naar het höske in de hof. Voor de aanleg van de Coba Pulskenslaan, zo’n 50 meter verderop, zijn een paar van zulke woningen voorzichtig afgebroken en daarna, steen voor steen, weer opgebouwd in het Openluchtmuseum in Arnhem.

Afbeelding

Piet was geboren in 1889 en ging, zoals toen gebruikelijk, op 12-jarige leeftijd werken, bij Van Dooren & Dams. In 1951 vierde hij daar zijn gouden dienstjubileum. Bij die gelegenheid ontving hij het traditionele gouden horloge met inscriptie. Daarna heeft hij nog 3 jaar doorgewerkt, totdat hij op zijn 65e jaar van Drees ging trekken.

Nadat het horloge in de nalatenschap van mijn vader was beland, heb ik het vorig jaar naar het Textielmuseum gebracht. Nu flexwerk de regel is, verdient 50 jaar trouwe dienst een plekje in het museum.

Peter van Iersel
11 november 2019


← Terug